Sociaal statuut van de (oudere) kunstenaars – aanvullend pensioen

De voorbije jaren kreeg de overheid meer en meer signalen vanuit de culturele sector dat de sociale en financiële situatie en daarmee de levenskwaliteit van sommige (bekende) kunstenaars op latere leeftijd gehypothekeerd wordt onder meer door de stijgende kosten voor gezondheidszorg en levensonderhoud.

Om de situatie van deze kunstenaars, die ressorteren onder paritair comité 304, te verbeteren, werd op verzoek van de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur op 3 december 2008 door de sociale partners van paritair comité 304 een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst gesloten. Deze cao wijzigde de cao van 28 september 2008 houdende de invoering van een sectorplan voor een aanvullend pensioen. Doel is om elke werknemer-kunstenaar te verzekeren van een aanvullend pensioen, samengesteld uit een jaarlijkse bijdrage van minstens 1,5% van zijn bruto jaarwedde - inclusief taksen, RSZ en innings- en beheerskosten - in een pensioenstelsel van het type vaste bijdrage.

De jaarlijkse bijdrage voor dit aanvullend pensioen wordt door de Vlaamse overheid ter beschikking gesteld en gestort aan het Sociaal Fonds voor de Podiumkunsten (SFP), dat de middelen verdeelt over alle betrokken artiesten. In 2012 voorzag de Vlaamse overheid een subsidiebedrag van 481.000 euro voor het SFP.